Grensverhalen 2, nooit meer oorlog
In Nederland, niet ver van de Duitse grens kom ik een Maria-kapelletje tegen, gebouwd net na de oorlog, als dank voor de bescherming tijdens de oorlogsjaren. Het is een mooi plekje op de rand van bos en dorp en ik steek n paar kaarsjes op. Toch knaagt er ook iets. De mensen uit t dorp zijn de oorlog blijkbaar redelijk goed doorgekomen maar dat geldt voor veel anderen natuurlijk niet.
Mijn oma van m’n vaders kant heeft t leven gelaten toen mijn vader 7 was. Het was het eind van de oorlog. De geallieerden hadden het gebied waar mijn vader woonde al bevrijd maar ze dachten dat er verklikkers zaten daar aan zuidkant van het Hollands Diep, dus de bevrijde bevolking werd geëvacueerd naar Belgie. Mijn vader was met z’n moeder ondergebracht bij n gezin die daar ook niet op zat te wachten. Mijn oma was zwanger. Ze stierf in t kraambed terwijl ze mijn tante op de wereld zette. Zonder oorlog had ze …
Mijn vader heeft als jongetje natuurlijk gebeden om alles goed te laten komen met z’n moeder. Niet naar Maria, want ze waren protestants. Gebed niet verhoord. Wellicht heeft dat mede gemaakt dat mijn vader al vroeg in z’n leven besloot niet meer te geloven. Als je gelooft in gebed als een verzoek om iets wel of niet te laten gebeuren is t moeilijk te bevatten dat t ene gebed wel en t andere niet verhoord wordt.
In de kathedraal in Luik zit ik even bij een Maria viering. Allemaal vrouwen, jong, oud, blank, zwart. Door mijn gebrekkige Frans heen hoor ik de verzoeken. Ik proef ook iets anders; samenzijn, verbinding, troost. Misschien maakt gebed wel dat je ondanks het existentiële alleen zijn je toch niet alleen voelt. Verbonden met anderen, of zelfs met alles.
De Duitse asperge boerin waar ik even in de keuken mag uitrusten heeft naar mijn gevoel juist daar behoefte aan; verbinding en troost. Haar man is er nog wel maar ook niet meer. Hij zit in de oude boerenkeuken met n kleedje over z’n benen en kan niet meer praten; dementie. Zijn ogen staan verdrietig. Die van zijn vrouw ook. Het zijn moeilijke tijden nu. Toch is dat niet de grootste pijn; ze vertelt dat haar leven is getekend doordat ze haar vader nooit heeft gekend. Gestorven in de oorlog. Ligt begraven in Normandië. Oorlog is vreselijk zegt ze. ‘Een beetje minder rijkdom of zelfs armoede kunnen we wel hebben’ zegt ze ‘maar laat het alsjeblieft nooit meer oorlog worden.’ Het is een uitroep, een wens, een gebed zo je wilt en ik ben t hartgrondig met haar eens.
Niet dat ik nu voor vrede ga bidden, maar een beetje meer verbinding daar ga ik wel voor.
van die kaarsjes ter verbinding wordt ik warm van herkenning Mark.
dat gebaar van opsteken, de rook die zich mengt met al die andere kaarsjes (die nog branden of al opgebrand zijn in de loop der jaren/decennia/eeuwen) overstijgt letterlijk alle grenzen en verbindt ongezien: ik steek in ieder kerk die ik bezoek (alleen op vakantie en omdat die kerk dan een bezienswaardigheid is) een kaarsje op bij Treesje van Lisieux (H. Theresia van de kleine dingen), de heilige die voor mijn (overleden) vader bijzonder was. zelfs mijn kinderen doen daarin mee (“opa’s Treesje”) en dan voel ik me verbonden met hem, met mijn gezin en mijn familie en al die mensen die in werkelijke devotie daar knielen en geloven in ………….. kleine dingen die verbinden, ons met elkaar verbinden, onuitgesproken. warm en dierbaar, alle verschillen zijn weg, menszijn centraal. dank voor je mooie verslagen en gedachten op je reis.
Lieve Mark,
wat maak je mooie tochten ondanks (of mede dankzij?) de barre eerste week! Als er 1 woord is wat al je tochten voor mij onder 1 noemer brengt is dit voor mij VERBINDING. Graag tot morgen!
Marlijn