Mark loopt met Arne
Dat het toch wel jammer was dat hij niet meegelopen was op mijn Zwarte Madonna pelgrimstocht, en of we dat nog in konden halen? Ja dat kon. Ik mocht bepalen waar. In de Eiffel die ik afgelopen jaar ontdekt heb als geweldig wandelgebied voor pelgrims en ongelovige wandelaars. We starten in de buurt van Euskirchen, aan de rand van de Eiffel, waar de heuvels net beginnen. En daar, in dat gebied ligt ook de Bruder Klaus Kapel van Peter Zumthor waar ik in mijn vorige blog al over schreef. Die had ik nog nooit gezien.
Hij ligt fraai in het landschap, en op een zondagochtend is het er druk.
De boomstammen waaromheen de betonnen kapel is gebouwd zijn weggebrand. ‘Dat moet een hele fik zijn geweest‘ zegt A.
Licht komt niet alleen van boven maar ook van de glazen bollen met daarachter buizen naar buiten.
En natuurlijk ook van de brandende kaarsen.
Na dit bedevaartsoord voor architectuurliefhebbers, vroom katholieken, filosofen, mediators en boeren gingen we op pad, lopen naar Bad Munstereiffel.
In de Eiffel is men katholiek. Een Mariabeeld boven de poort van de brandweerwagen is hier heel gewoon.
‘s Avonds onze dorst blussen met Paulaner, Franziskaner of Erdinger weizen.
In de avond een pad op ons pad.
Maria in het bos, van hout met dakje, kaars erbij.
Dat is wat je het meest van de tijd doet, lopen, maar wat vaak het minst op de foto komt.
De meeste foto’s zijn van pauze’s, zoals hier;
Zogenaamd zelfontspannen op de foto.
Met het terugkerende thema van de wandeling,
Nu met een andere heilige, zo te zien een drakendoder.
Brandweerman, een prachtvak lijkt het ons;
stoer, actief, helpend, spannend, en heel veel spelen met vuur, tijdens het oefenen dan.
Hier valt niet veel te blussen. Wel werk aan de winkel voor milieuinspectie, lijm en spuitbussen en andere rotzooi.
Zo ook op een pad in het bos.
???????????????????????
Slapen im Jugendherberge, Burg Blankenheim.
Tijdens onze laatste wandeluurtjes spreekt een vrouw ons aan. Ze heeft een zware dag. Iemand die met haar te doen had heeft haar een huis in bruikleen gegeven, ze kan niet meer goed onder de mensen, maar ze wil wel even contact met ons. Ze heeft veel met Nederland, ze ging er veel naar toe samen met haar man. Haar man begrijpen we, is zomaar van de ene op de andere dag dood neergevallen. We krijgen allebei een grote kaars mee en moeten unbedingt langs de Maria Frieden Abdei van Dahlem. Ik beloof het, en als we even later met kaarsen in de hand verder lopen zegt A droog: ‘Dat geeft wel het echte pelgrimsgevoel, hè?‘
In het MariaFrieden klooster van Dahlem spreek ik een stokoude cisterzienzer non. Zij belooft te bidden voor de vrouw met wie het niet goed ging. Hopelijk gaat het haar nu beter, A en ik hadden echt met haar te doen.
De voettocht eindigt zoals zo vaak op het station.
‘Mooie tocht.’
‘Ja, mooie tocht.’