Zomerse dagen
Toen ik aankwam in het Prümtal in de Eifel was het alsof het nooit koud was geweest. Mark zat op een zonnig terras te wachten en zijn zonnebril leek een deel van zijn gezicht te zijn geworden. Niets minder waar. Het was koud geweest in Duitsland. En, wat ik ook snel zou merken, het Prümtal is niet een gebied waar veel campings te vinden zijn.
Wij hebben twee keer in het vrije veld gekampeerd.
Steeds bij mooie beekjes en steeds sta ik versteld van het brandertje dat naast kookding ook een kampvuurtje kan zijn. Het is altijd gek, als je thuis aan het voorbereiden bent denk je steeds ‘dat doe ik wel’ maar al lopend wordt het lopen toch het allerbelangrijkste. Ik bedoel dat je er moe van wordt. En dorstig.
Van een klein plaatsje in de Eifel zijn we de grens overgegaan naar Luxemburg, net onder Vianden , de Ourthe over. Hopend op koffie , en het liefst een échte cappucino zonder slagroom kwamen we wel bedrogen uit: Op de grens kregen we bij een raar soort Duitse camping -je moest je eerst langs allemaal auto’s en oud ijzer en series honden een weg zoeken naar de eigenaar- die gelukkig wel drank maar geen eten en ook geen koffie had. Terwijl wij zwijgend, want moe, ons drankje nuttigde, kwamen er mannen in blauwe overalls en met oliehanden vertellen hoe erg het was gesteld met de crisis in Europa, buitenlanders, oplichters van Grieken…We werden steeds stiller. We werden gewaarschuwd voor de Luxemburgers, bedankten voor het sap en gingen de grens over.
Die avond werd het laat voor we bij een camping kwamen. Het Ourtal is ongeveer 500 meter hoog en we stegen steeds rond de 200 , 300 meter , daalden daarna en stegen weer.
Lot van de wandelaar. Het is wonderlijk wat het vooruitzicht van een douche bij een mens -mij dan- te weeg kan brengen. We kwamen rond negen uur avonds aan in het Sûredal -na een vorstelijke maaltijd in een 4 sterren restaurant, want door vrij kamperen spaar je geld uit- op een camping die in mijn ogen zó luxe was -er kwam een bákker ‘s ochtends met broodjes!- dat ik het me zal blijven herinneren als een paradijs.
Marks’ ritme is ook thuis een beetje afwijkend van dat van mij: hij begint iets later en eindigt ook later. Maar ik zie de zin er hier wel van in: in oorden waar een slaapplaats niet duidelijk is, kan je beter eten voordat je je tent opzet. De dagen worden gevuld met lopen. Eten is verschrikkelijk belangrijk. En de slaapplaats.
Lopend door Luxemburg, Pinksterzondag, stralend weer, heet, naderden we een klein dorpje. Vanaf de heuvel aan de overkant leek het een jaarmarkt. ‘Leuk!” want daar is koffie, iets te eten misschien, …vol verwachting liepen we verder. Een marionettenfestival!!!!!!
Overal poppen en mensen met poppen, een worstenkraam , ja bitte, een tent met een Frans retrobandje met Jacque Brell muziek…het was een groot kado. Ik hoop dat Mark hier de foto wil plaatsen van de mooiste meest ontroerende draaimolen die ik ooit heb gezien.
Een draak die talkpoeder spuit, een olifant die water spuit, een verbergkooi en alles in elkaar geknutseld als in, zeg maar de film Amelie. Er stonden veel kinderen te wachten. De drie draaimolenmensen speelden een geweldige rol, brachten kinderen persoonlijk naar hun plaatsen, en stelden alle kinderen op hun plaats voor aan het publiek…
Het was nog maar een paar uur lopen toen we in Esch-sur-Sûre Gerda op een terras aantroffen.
Na ingewikkelde manoeuvres met auto’s zijn we met zijn drieën eens goed gaan eten en o wat is friet dan toch lekker!!!!!!!!
Francis. Meegelopen van 20 tot en met 23 mei.