En route pour Compostelle?
Twee dagen alleen, tussen de ene en de andere pelgrimsgast. Op weg naar Stenay loop ik mezelf weer eens vast. Een weggetje op de oude kaart dat niet meer bestaat, of beter gezegd, zo is volgegroeid met bomen, meidoorn en andere stekeligheden dat ik door de weilanden verder moet. Over en onder prikkeldraad, door zompige stukken toch nog door het struikgewas. Als zo’n afkorting op de kaart niet werkt verlies je er twee keer zoveel tijd mee als je anders gewonnen zou hebben.
Ik kom uiteindelijk uit bij het kleine industriegebied van Stenay, een groot gebouw dat de intermarche blijkt te zijn. Hapje, drankje in het winkelrestaurant en inkopen voor een paar dagen. Het is immers zaterdag en na Stenay valt er niet veel te verwachten aan winkels. Het parkeerterrein van de intermarche oogt triest. Het stadje styenay nog triester. Volgens mijn zwarte Madonnadeskundige Ean Begg is er een Merovingische koning vermoord in Stenay, ene Dagobert. Bij schrijven van dit stukje lees ik ook nog dat er een uitzonderlijk losstaand duivelsbeeld in de kerk van Stenay te vinden is en dat Stenay mogelijk van Satanacum afstamt. Ook zonder deze wetenschap ervaar ik Stenay als somber en zelfs wat dreigend. Geladen met mistroostigheid en een te zware rugzak loop ik langs de grote weg naar het volgende dorp. Een auto stopt en de chauffeur roept/vraagt of ik naar Compostella loop. Ik roep ja en nee terug, hij zet zijn auto aan de kant, ik vertel hem waar mijn tocht heen gaat, hij vertelt mij over zijn tocht naar Santiago een kleine 10 jaar terug. hij wenst mij een goede tocht en bon courage en ik bedank hem blij voor dit hart onder de riem. Dan vraagt hij of ik een nachtje bij hem wil logeren in een dorpje een eindje terug. Ja dat wil ik wel en even later zit ik bij hem in de auto; de tweede uitzondering op regel 3, alles te voet. deze versoepeling stamt al van mijn tocht naar Assisi. Toen zat ik in noord Zwitserland in het bos en kreeg ik een aanbod te douchen, scheren en wassen en in een huis uit te rusten. Ik bedacht dat als ik maar vanaf of via hetzelfde punt zou verder lopen ik toch ook alles te voet zou hebben gedaan. Zo ook nu.
Ik wordt uiterst vriendelijk onthaald door Hervé en Huguette met lekkere biertjes, een heerlijk maal en een charmant ouderwetse logeerkamer met een geur van mottenballen. Huguette is een zorgende vrouw, blijmoedig, maar soms ook nog verdrietig over haar dochter die meer dan 30 jaar geleden bij een auto ongeluk is omgekomen. Hervé is een levensgenieter die iedereen uit de buurt kent, die na zijn scheiding Naar Santiago is gelopen en daar meerdere vrienden aan heeft overgehouden. Dankjewel hervé, voor het stoppen langs de kant van de weg en voor het weer terugbrengen precies op de plek waar ik gebleven was.